dialect is in!

12 02 2007

Sinds half januari volg ik avondschool Kleding (of Snit en Naad).  Ongemeen interessant en boeiend, nooit verwacht dat ik hier zo zou kunnen in opgaan.  Terwijl ik echter gedacht had dat de opleiding vol zou zitten met hippe stylistes en jonge bedeesde gasten à la Olivier Theyskens (grapjeeuuuu), lijk ik in realiteit echter op een andere planeet terechtgekomen te zijn.  Een groepje gezellige 60-plussers, waarvan er sommige al een eeuwigheid naar de les blijkt te komen.  Dit vastgeroest clubje is beducht voor elk nieuwigheid, elke inbreuk in hun regelmaat.

De eerste avond kon ik niet echt spreken van een hartelijke ontvangst.  Toen de lerares me voorstelde en vroeg of er ergens een plaatsje vrij was regende het reacties: “a nieje, ier es gin plosj want mariejosee komt nog”, “en ier oek niet want Treis é geseit da se ewa go loëter zèn vandaug” “Jommer en ier zitj Suzanne, ze komt miskien niet mor wèr moetn èr plosj agn vèr asse nog komt”. In AN: neen dus.  “Goed” zegt de lerares, “ga dan maar aan de snijtafel zitten”.  Wordt er van ver geroepen: “Jommer doër sa se sebiet oek wegmoetn assemen moetn tieknn en snouièn”.  Dat ik het toch aandurfde bezorgde me een paar misnoegde blikken. Hun wereld even verstoord.  Een vreemde eend in de bijt.

Omdat ik inviel midden in het jaar zou de instructrice me roepen om mee te volgen telkens ze individueel aan een Marjet iets ging uitleggen en het voor mij van toepassing was.  Maar dit was buiten Marjet gerekend: “Jommer nieje, tegn da se souè dat moet doen es se dat al lank vergetn”.

Maar goed, alles went en nu na zeven lessen wordt de interesse in het vreemde wezen alsmaar groter: “Wuër werkte goë?” “Eije kinjern?” Wuër woejnde?” “Seije getraat?” Ze wennen zo goed dat er zich afgelopen donderdag op het einde van de les met een drietal rond mij volgende conversatie ontspon:
“Seg, zèn dadde echte stienn?” wijzend op mijn halsketting.
“Ja”
“Oe, dad es gralèk scuën sei maân”
“Oejejoei, mor asuë zwoër” terwijl één van hen de ketting vastnam.
“Dat valt best mee”
“Alei meskoap, aske da ne hiëln dag oanetj, doër lepte s’aoves tog oek van vérovergebogen, asuë een lange?” “Da moet tog sjier doen on anen nek?”
“Toch niet”
Jas en sjaal aangetrokken.
“Ajejèij en sie nikker, dat es oek skoën seg, asuë ne sjal mé ne kol.  Da siede oek nieveel, dat es oek spesjoël sei maân.
“Dat heeft mijn moeder gebreid”
“Oejejoei dat doemn weir nimmer, brauèn.  Weir kommn nog alliejen om te noën!” Hilariteit alom.
“Allei salu hé tot noste week!!”


Acties

Information

Eén reactie

15 06 2019
Silberstreifen mei 2019 – Le petit requin

[…] Op internet checken hoe het dialect uit mijn ouderlijk dorp geschreven wordt en daarbij botsen op dit heerlijk bericht […]

Plaats een reactie